Aleksandra Mianowska

Aleksandra Mianowska was een gevierde  Poolse toneelspeelster.. Tijdens de nazi-bezetting zat ze in het verzet. Ze hielp Poolse soldaten naar het uitgeweken Poolse leger in het westen te komen, dat vocht voor de geallieerden. Ook hielp ze Joden, waarvoor ze werd geëerd met de titel ‘Rechtvaardige onder de Volkeren’.

Aleksandra Mianowska (meisjesnaam Siwadłowska) werd geboren op 16 juli 1912. Na het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog raakte ze betrokken bij liefdadigheidswerk en verzetsactiviteiten. 

Toen nazi-Duitsland in 1939 Polen binnenviel, sloot Aleksandra zich aan bij het Poolse Rode Kruis in Krakau. Daarna werd ze overgeplaatst naar een ziekenhuis in de regio Lublin om te helpen met de registratie van gewonden en doden van de gevechten. Ze hoopte waarschijnlijk informatie te vinden over haar man, die gewond was geraakt toen hij tijdens de Duitse invasie in het Poolse leger diende. Tevergeefs.

Na haar terugkeer in Krakau deed Aleksandra vrijwilligerswerk. Ze werkte als verpleegster in een ziekenhuis voor Poolse gevangenen. Officieel was ze daar als afgevaardigde van het Poolse Rode Kruis, maar onder de schuilnaam “Kama” hielp ze voor het verzet allerlei zieken en gewonden. Andere schuilnamen die ze gebruikte waren Alina Sieprawska en Alina Saciłowska. Aleksandra werd in december 1940 gearresteerd door de Gestapo en bracht zes weken door in de gevangenis van Montelupich, waar ze een later beroemd geworden lied schreef:

Montelupich is zo leuk,

is zo leuk,

Hier zijn is gewoon geweldig,

gewoon geweldig,

In de ochtend, in de avond,

Heizel *), geef ons eten in overvloed

Wie nog nooit in Montelupich is geweest

Zou spijt moeten hebben […]

*) Heizel was de persoon die maaltijden naar de cellen bracht.

Aleksandra werd vrijgelaten uit de gevangenis door tussenkomst van haar vrienden en zette haar liefdadigheidswerk voort in de Centrale Welzijnsraad, éen van de weinige, Poolse, sociale organisaties die door de bezetter werd toegestaan.  Ze ging ook verder met haar verzetsactiviteiten. Aleksandra hielp soldaten van de verzetsbeweging Armia Krajowa (het Binnenlandse Leger) en werkte samen met de Raad voor Hulp aan Joden.

Na de oorlog werkte Aleksandra in Krakau in het  beroemde antiquariaat van Stefan Kamiński. Ze doceerde ook aan de Jagiellonian Universiteit. Ze kwam pas in 1946 achter de dood van haar man – hij was al in 1939 gestorven. Ze is nooit hertrouwd. Nadat ze in 1960 afstudeerde aan de Ludwik Solski Staats Toneelschool in Krakau werd ze theaterregisseur. Aleksandra Mianowska overleed op 9 november 2000.

Aleksandra Mianowska

Aleksandra was an outstanding Polish theater actress. During the war she was in the resistance movement. She helped Polish soldiers get to the Polish army in the West. Under occupation, she helped Jews, for which she was honored with the title of Righteous Among the Nations.

Aleksandra Mianowska (née Siwadłowska) was born on 16 July 1912. After the outbreak of the Second World War, she became involved in charity work and resistance activities.

When the German army invaded, Aleksandra joined the Polish Red Cross in Kraków. She was then transferred to a hospital in the Lublin region to help with the registration of those injured and killed in the fighting. She must have hoped to find some information about her husband who was injured while serving in the Polish army during the German invasion.

Having returned to Kraków, Mianowska started volunteering as a nurse at the hospital for Polish prisoners. Officially she was there as a Polish Red Cross delegate, yet under the pseudonym “Kama” she was providing all sorts of help to the ill and injured on behalf of the resistance. Her other aliases were Alina Sieprawska and Alina Saciłowska. She was arrested by the Gestapo in December 1940 and spent six weeks in the Montelupich prison where she wrote her famous “Montelupich Anthem”:

Montelupich is so fun,
is so fun,
Being here is simply grand,
simply grand,
In the morning, in the evening,
Heizel*, give us grub galore
Who’s never stayed in Montelupich
Should regret […]

Heizel was the name prisoners used to describe the person who delivered meals to the cells.

Mianowska was released from prison due to her friends’ interventions and continued her charity work in the Central Welfare Council, one of few Polish social organisations tolerated by the occupiers. She also continued her resistance activities. Mianowska aided soldiers of the Home Army and cooperated with the Żegota (Council to Aid Jews).

After the war Mianowska was employed in Kraków in the antiquarian bookshop belonging to a famous bookseller Stefan Kamiński, she also was a lecturer at the Jagiellonian University. She had not found out about her husband’s death until 1946 – he died in 1939. She never remarried. Having graduated from the Ludwik Solski State Drama School in Kraków in 1960, she obtained the professional title of theatrical director. Aleksandra Mianowska died on 9 November 2000.

Giuseppina Sacerdote

Giuseppina Sacerdote was een Joodse verzetsvrouw, actief in communistische gewapende verzetsgroepen in Milaan, de Garibaldi Brigades.

Giuseppina Sacerdote werd geboren in Milaan op 31 augustus 1909. Giuseppina was Joods en werd lid van een Italiaanse verzetsbeweging. Haar schuilaam was Pina. 

Vanaf 1944 had Giuseppina de leiding over verschillende delen van de Garibaldi Brigades in de regio Lombardije. Ze behandelde alle rapporten van het provinciale commando, verzamelde en sorteerde berichten en bracht de informatie in één enkel rapport samen dat ze meerdere keren kopieerde en naar andere eenheden stuurde. Ze onderhield ook het dagelijkse contact met het regionale commando, waarvan haar echtgenoot Italo Busetto het hoofd was. 

Giuseppina was moeder van twee kleine kinderen. Ze nam een enorm risico met haar verzetswerk. Ze droeg vaak een tas met een dubbele bodem waarin ze informatie en materiaal verstopte. Als dit zou worden ontdekt, zou heternstige gevolgen hebben.  

Na de bevrijding op 25 april 1945 diende Giuseppina als verbindingsofficier voor het Nationaal Bevrijdingscomité van Noord-Italië.   Het verhaal van Giuseppina Sacerdote is een belangrijk voorbeeld van Joods verzet. In Italië namen Joden individueel deel aan de verschillende verzetsgroepen. Er waren ongeveer duizend actieve Joodse verzetsmensen, de meesten van hen waren partizanenstrijders, maar ze hielden zich ook bezig met illegale pers, of waren actief als arts van het verzet.

Giuseppina Sacerdote

Giuseppina Sacerdote was a Jewish partisan fighter in the provincial command of the Garibaldi Brigades in Milan. 

Giuseppina Sacerdote was born in Milan on 31 August 1909. Giuseppina was Jewish and was a member of the Italian resistance movement. She served under the alias Pina.  

From 1944 Giuseppina Sacerdote was in charge of several members of the staff of the provincial commander and commissioner of the Garibaldi Brigades in Lombardy. Giuseppina Sacerdote handled all the reports from the provincial command, collected and sorted the news, and compiled the information into a single report that she copied in multiple copies and sent to other units. She also maintained the daily connection with the regional command at the head of which was Italo Busetto, her husband.  

Sacerdote was a mother of two small children. She took an enormous risk with her involvement in the resistance. She often carried a bag with a false bottom in which she hid information and material. If she was discovered this could have grave implications.  

After the Liberation on 25 April 1945 Giuseppina served as a liaison officer for the National Liberation Committee for Northern Italy.  

Giuseppina Sacerdote’s story serves as an important example of the contribution of Jews to the resistance. In Italy, Jews took part individually in the various partisan formations. There were about a thousand active Jewish resistance members, most of them were partisan fighters but they also engaged in clandestine journalism and publishing, or served as doctors putting their skills at the disposal of the resistance.  

Sergio Kasman

Sergio Kasman speelde een cruciale rol in het verzet in Italië en droeg bij aan de bevrijding van politieke gevangenen. Hij werkte samen met Giuseppe Bacciagaluppi. Toen Giuseppe werd gearresteerd, hielp Sergio hem. Een daad waaruit hun hechte vriendschap binnen de verzetsgroep bleek. 

Giuseppe (Nino) Bacciagaluppi, werd geboren in 1905 in Milaan. Hij studeerde techniek aan de Polytechnische School van Milaan en vond een baan als ingenieur in een fabriek voor telefoonapparatuur in Milaan.   

Nino kwam uit een antifascistische familie en sloot zich aan bij het verzet nadat de nazi’s Noord-Italië bezetten op 8 september 1943. Dezelfde keuze maakte Sergio, zoon van een Russische muzikant en een Italiaanse moeder. Sergio vluchtte naar de Ligurische Alpen toen Noord-Italië werd bezet. Hier werd actief in het verzet en ontmoette hij Nino.  

Nino werd het hoofd van de inlichtingendienst van de verzetsbeweging en hielp ontsnapte geallieerde soldaten in Milaan. Sergio werkte nauw met hem samen onder de strijdnaam Marco. Ze organiseerden ontsnappingen de grens over en hielden contact met het Italiaanse verzet en de geallieerde commandanten. Ze organiseerden ook doortochten vanuit Milaan en zorgden voor het verzamelen van fondsen, kleding, medicijnen, wapens, voedsel en valse documenten. 

Na een paar maanden werd Nino verraden en op 4 april 1944 werd hij gearresteerd en naar de San Vittore gevangenis gestuurd, waar hij door de nazi’s werd ondervraagd. Sergio volgde hem op als hoofd van de dienst. Nino wist dat een van zijn verzetsgenoten al naar Zwitserland was gevlucht, dus gaf hij zijn naam aan de nazi’s om hen te laten geloven dat hij bereid was om mee te werken. Zo won hij wat tijd en konden andere verzetsleden – waaronder Sergio – hem en een aantal andere gevangenen uiteindelijk bevrijden uit de San Vittore gevangenis. Nino slaagde erin naar Zwitserland te vluchten waar zijn vrouw en zoon al waren en hier legde hij nauwe contacten met de geallieerde commando’s.

Sergio werd door Ferruccio Parri aangesteld als stafchef van het Milanese pleincommando. Hij organisatie de inlichtingen- en operationele dienst van de verzetsbeweging. Ook maakte hij plannen voor een opstand in Milaan. Parri schreef: “Marco’s baan was verschrikkelijk moeilijk en riskant”. Sergio werd twee keer gearresteerd en later gedood in een hinderlaag van de fascisten in december 1944. Hij kreeg de gouden herinneringsmedaille.

Nino was ondertussen in Zwitserland gearresteerd voor politieke activiteiten die verboden waren voor vluchtelingen. Hij wist weer te ontsnappen en via Frankrijk en Rome bereikte hij in 1945 de bevrijde stad Milaan.

Sergio Kasman

Sergio Kasman played a crucial part in the resistance, contributing to the liberation of political prisoners. His involvement in the resistance, connected with Giuseppe Bacciagaluppi’s leadership, formed a strong partnership. When Bacciagaluppi was arrested, Kasman helped him out, showing their close friendship within the resistance group. 

Giuseppe (Nino) Bacciagaluppi, born in Milan in 1905. He studied engineering at Milan Polytechnic and found a job as an engineer in a telephone equipment factory in Milan.  

Giuseppe came from an anti-fascist family and joined the resistance after the Nazis occupied northern Italy on 8 September 1943. The same choice was made by Sergio Kasman, son of a Russian musician and an Italian mother, who was called up for military service at the time of the armistice and decided to take refuge in the Ligurian mountains. It was here that he began his activities as a partisan and he met Nino. 

Ferruccio Parri entrusted Nino with the task of organising the expatriation of former Allied prisoners of war and Sergio worked closely with him under the battle name of Marco. Nino became the head of the intelligence service of the resistance movement and helped escaped Allied soldiers in Milan. He organised border crossings and kept in contact with Italian resistance and Allied commanders. He also organised transits from Milan, took care of collecting funds, clothing, medicines, weapons, food and false documents.  

After a few months Nino was betrayed and on 4 April 1944 he was arrested and sent to San Vittore prison where he was questioned by the Nazis. Sergio then succeeded him as head of the service. Nino knew that one of his fellow resistance members had already fled to Switzerland, so he gave his name to the Nazis to make them believe he was willing to collaborate. This bought him some time and allowed other members of the resistance – including Sergio – to eventually liberate him and several other prisoners from the San Vittore prison.  

Giuseppe managed to flee to Switzerland where his wife and son had already arrived and here he established close contacts with the Allied commands. He was arrested in Switzerland for engaging in political activity forbidden to refugees. He managed to escape again and via France and Rome he reached the liberated city of Milan in 1945.  

Meanwhile, Sergio had been appointed by Ferruccio Parri as Chief of Staff of the Milan Square Command. His activity was very varied: he organised the information and operations services of the Command and participated in the drafting of an insurrection plan for Milan. Parri wrote: “Marco’s job was terribly difficult and uncovered and risky”. Arrested twice, he was later killed in an ambush by the fascists in December 1944. He was awarded the gold medal of Remembrance.  

Carlo Travaglini 

Carlo Travaglini had een Duitse moeder en een Italiaanse vader. Hij was een partizaan (verzetsman)  die als vervalser talloze Italiaanse soldaten wist te redden.

Carlo Travaglini werd in november 1905 in het Duitse Dortmund geboren, waar zijn vader dirigent van een militair symfonieorkest was. Carlo verliet het gezin op achttienjarige leeftijd en had verschillende baantjes om in zijn levensonderhoud te voorzien, terwijl hij literatuur studeerde aan de universiteit. 

In 1935 kreeg Carlo problemen met het naziregime nadat hij een roman had geschreven waarin hij stelde dat “een arme eerlijke Jood precies evenveel waard is als een arme eerlijke christen”. Carlo werd in 1936 gearresteerd en door een speciaal tribunaal veroordeeld tot vier maanden in een concentratiekamp. Na het uitzitten van zijn straf werd hij als “ongewenste buitenlander” uitgezet. Hij verhuisde naar Italië, waar hij zijn militaire dienstplicht vervulde. Hij werd ingedeeld bij het Alpini-korps: troepen die in de bergen actief zijn.

Uiteindelijk vond Carlo een baan als technicus in de autofabriek Magneti Marelliin Milaan. Na de Duitse bezetting van Noord-Italië op 8 september 1943 was het lot van de Italiaanse militairen dramatisch. Honderdduizenden werden naar Duitsland gedeporteerd. Op een dag zag Carlo enkele vrouwen voor Hotel Titanus, dat werd gebruikt door de nazi-leiding. Ze zochten nieuws over hun weggevoerdeechtgenoten. Carlo deed zich voor als Duitser en vroegde nazi-soldaten om informatie. Carlo wist de nazi’s ervan te overtuigen dat het beter was om soldaten in Italiaanse fabrieken te laten werken in plaats van ze te deporteren. Dankzij deze riskante activiteit kon hij veel soldaten redden van deportatie en vele anderen terughalen. Carlo stal ook postzegel s en vervalste documenten om Joden en geallieerde piloten naar Zwitserland te laten vluchten. Op 30 juni 1944 werd hij ontdekt door de nazi’s, maar hij wist te ontsnappen. Hij werd ter dood veroordeeld, maar werd nooit gepakt. Carlo sloot zich aan bij een gewapende verzetsgroep waarin hij tot het einde van de oorlog actief was.

Carlo Travaglini 

Carlo Travaglini was German on his mother’s side, and was an independent partisan who managed to save numerous Italian soldiers through his skills as a forger.  

Carlo Travaglini was born in Dortmund in November 1905 where his father was serving as a conductor of a military symphony orchestra. Carlo left the family at the age of eighteen and worked various jobs to maintain himself while studying literature at university.  

In 1935 Carlo ran into trouble with the Nazi regime after he wrote a novel in which he stated that “a poor honest Jew is worth exactly as much as a poor honest Christian”. Carlo was arrested in 1936 and sentenced to four months in a concentration camp by a special tribunal. After serving his sentence he was expelled from the Reich as an “unwanted foreigner”. He then moved to Italy where he had to fulfil his military service obligations and was assigned to the Alpini corps. 

Eventually Carlo found a job as a technician in the Magneti Marelli factory in Milan. After the German occupation of northern Italy on 8 September 1943, the fate of the scattered Italian military soldiers was dramatic and hundreds of thousands were deported to Germany. One day Carlo noticed some women in front of the Hotel Titanus which was occupied by the Nazi command looking for news about their husbands. Carlo passed himself off as a German and entered the hotel to ask the Nazi soldiers for information. From this moment on, Travaglini displayed incredible skills as a forger and showed an uncommon ability to deceive people.  

Travaglini managed to convince the Nazis that it was better to have soldiers work in Italian factories instead of deporting them and created fake demands from the factories for manpower. Thanks to this risky activity, he was able to save many soldiers from deportation and bring back many more. Travagliani also stole stamps and produced false documents to support his activities and to allow Jews and Allied pilots to flee to Switzerland. On 30 June 1944, he was discovered by the Nazis but he managed to escape. He was sentenced to death but luckily he was never caught. Carlo joined the 89th Garibaldi Alpi Grigne Brigade with whom he served until the end of the war. 

Alfredo Malgeri 

Alfredo Malgeri was de commandant van de Financiële Garde in Milaan. Dit was een militaire politie die financiële criminaliteit aanpakte. Alfredospeelde een belangrijke rol in de Italiaanse verzetsbeweging en de bevrijding van Milaan. 

Alfredo Malgeri werd geboren in Reggio Calabria op 14 augustus 1892. In 1912 trad hij toe tot de Financiële Garde. Hij had een succesvolle carrière. 

In juli 1942 werd Alfredo aangesteld als commandant van de Financiële Garde in Milaan. Nadat denazi’s Noord-Italië hadden bezet, en Mussolini daar namens de nazi’s de leiding kreeg, werd de Financiële Garde niet ontbonden. Alfredo en zijn mannen bleven in functie in Milaan. 

Alfredo legde in het geheim contact met verzetsmensen: partizanencommando’s en het Nationaal Bevrijdingscomité van Noord-Italië. Hij besloot hen te helpen. Onder het bevel van Alfredo hielp de Financiële Garde Italiaanse en geallieerde soldaten die uit gevangenenkampen waren ontsnapt. Ook liet de Garde Joden de grens met Zwitserland oversteken waar en wanneer dat maar mogelijk was en. beschermde  partizanen en Joden tegen razzia’s en vervolging. Alfredo organiseerde daarnaast nepacties tegen partizanengroepen Hij deed alsof hij ze aanviel, maar leverde hen in werkelijkheid geld, wapens en informatie.   

In april 1945 maakte Alfredo afspraken met generaal Raffaele Cadorna van “Vrijwilligers van het Vrijheidskorps”) om de partizanen te steunen in een algemene opstand. De Financiële Garde hadminder dan 450 soldaten tegen naar schatting tienduizenden gewapende fascisten.  

De lokale verzetsleiding in Milaan vroeg Alfredo om het Palazzo della Prefettura di Milano, het paleis waar Mussolini zijn laatste hoofdkwartier had, over te nemen en andere belangrijke gebouwen en fabrieken in de stad in te nemen. Op 26 april om 6.00 uur werd het paleis overgenomen en om 8.00 uur liet Alfredo drie keer het luchtalarm afgaan om zo het signaal te geven dat Milaan bevrijd was. In 2007 werd Alfredo Malgeri postuum onderscheiden met de Gouden Medaille voor Moed van de Financiële Garde met de volgende motivatie: “In een uiterst moeilijke politiek-militaire situatie […] verzette hij zich resoluut en met groot persoonlijk risico tegen de republikeinse fascistische regering en gebruikte de Financiële Garde om de uitzetting van Joden en vervolgden te voorkomen en het verzet bij hun acties te steunen”.