​​Willi Graf  ​ 

Willi Graf was een actieve deelnemer van verzetsgroep De Witte Roos. Graf was een vroom katholiek. Hij moest bijna twee jaar als ziekenverpleger in het leger werken en was geschokt door de wreedheden waarvan hij getuige was in Polen en vooral in de Sovjet-Unie. Tevergeefs probeerde hij vrienden over te halen om zich bij het verzet aan te sluiten.

Willi Graf werd in 1918 geboren in het Rijnland en verhuisde in 1922 met zijn familie naar Saarbrücken. Op elfjarige leeftijd sloot Willi zich aan bij een hervormingsgezinde katholieke jeugdvereniging, vanaf 1934 nam hij ook deel aan een katholieke jongensvereniging genaamd Grauer Orden. Willi bleef actief nadat de verenging in 1936 verboden werd. In januari 1938 werd hij enkele weken gevangen gezet vanwege zijn betrokkenheid bij de katholieke jongensvereniging . Willi  weigerde om lid te worden van de Hitlerjugend.

Na zijn schooltijd moest Willi de verplichte abeidsdienst vervullen. Vanaf de winter van 1938 studeerde hij medicijnen in Bonn. In januari 1940 werd hij ingelijfd bij het leger, de Wehrmacht, en moest tot april 1942 dienen als ziekenverpleger. Hij was getuige van verschrikkelijk oorlogsgeweld en het lijden van de burgerbevolking in de Sovjet-Unie, wat hem diep raakte.

In april 1942 vervolgde Willi zijn studie in München. Hij werd ingedeeld bij de Tweede Studentencompagnie, waar hij Hans Scholl en Alexander Schmorell ontmoette. Zij hadden dezelfde kritische houding ten opzichte van het naziregime en werden goede vrienden.

Van half juli tot eind oktober 1942 was Willi aan het front bij Moskou samen met Hans Scholl, Alexander Schmorell en anderen van de Studentencompagnie. Na hun terugkeer in München steunde Willi actief het verzet van De Witte Roos. Hij probeerde ook medestanders te vinden onder zijn vrienden in Keulen, Bonn, Saarbrücken, Freiburg en Ulm. Maar dat lukte niet.  

Vanaf januari 1943 hielp Willi bij de productie en verspreiding van het vijfde en zesde pamflet van De Witte Roos. In februari schreven Willi, Hans Scholl en Alexander Schmorell “Weg met Hitler”, “Hitler Massamoordenaar” en “Vrijheid” op de muren van de universiteit en talloze andere gebouwen in het centrum van München. 

Samen met zijn zus Anneliese werd Willi op 18 februari 1943 gearresteerd; dezelfde dag werden Hans en Sophie Scholl gearresteerd. Het gerechtshof veroordeelde Willi ter dood op 19 april 1943, samen met Alexander Schmorell en Kurt Huber.  Na zeven maanden dodencel en vele ondervragingen, werd Willi Graf op 12 oktober 1943 geëxecuteerd.

​​Traute Lafrenz ​ 

Traute Lafren was een vroege tegenstander van het nazi-regime en een goede vriendin van Hans Scholl en zijn familie. Ze hielp bij het drukken van pamfletten van de verzetsgroep De Witte Roos en bracht ze naar Hamburg en Wenen. Na de oorlog verhuisde Traute naar de Verenigde Staten waar ze op 103-jarige leeftijd overleed.

Traute Lafrenz werd op 3 mei 1919 in Hamburg geboren. Haar ouders waren nationaal gezind en conservatief. Nadat de nazi’s aan de macht kwamen, ontwikkelde Traute al snel een kritische houding ten opzichte van het regime. Haar ruimdenkende lerares Erna Stahl  van de Lichtwark-School beïnvloedde haar sterk. 

In 1939 ging Traute medicijnen studeren aan de Universiteit van Hamburg, waar ze Alexander Schmorell ontmoette. In de zomer van 1941 stapte ze over naar de Universiteit van München. Daar ontmoette ze Alexander opnieuw en werd ze verliefd op zijn vriend Hans Scholl. Na hun liefdesrelatie hield ze contact met hem en zijn familie. Traute nam deel aan leesavonden en politieke discussies van verzetsgroep Witte Roos.

Toen Traute  in de zomer van 1942 een pamflet las, herkende ze daarin Hans Scholl als  auteur. Ze ging hem helpen illegale pamfletten te verspreiden. In november 1942 bracht ze twee verschillende pamfletten van De Witte Roos naar haar oud-klasgenoot Heinz Kucharski in Hamburg en stuurde hem er later nog een. Heinz kopieerde ze en gaf ze verder door. Kerstmis 1942 bracht Traute een pamflet naar zijn familie in Wenen en probeerde daar een kopieermachine te regelen. Samen met Sophie Scholl, de zus van Hans, kocht ze in januari 1943 enveloppen en postzegels om de pamfletten te versturen..

Na de arrestatie van Hans en Sophie, reisde Traute op 20 februari 1943 naar Ulm om hun ouders te informeren. Ze was ook moedig genoeg om met de familie Scholl naar de begrafenis van Hans en Sophie te gaan in München op 24 februari. Op 5 maart werd ze zelf voor het eerst ondervraagd door de Gestapo, later gearresteerd en veroordeeld tot 12 maanden gevangenisstraf.   

Tijdens het onderzoek tegen de “Hamburgse afdeling van De Witte Roos” arresteerde de Gestapo Traute opnieuw op 14 maart 1944 en bracht haar naar de Gestapogevangenis in Hamburg-Fuhlsbüttel. Tegen het einde van de oorlog werd ze samen met andere vrouwen overgebracht naar gevangenissen in Cottbus, Leipzig en uiteindelijk Bayreuth, waar ze op 14 april 1945 werd bevrijd door Amerikaanse troepen.  In 1947 werd Traute door een Joodse vriend uitgenodigd om naar San Francisco te komen. Hier ontmoette ze in 1948 haar toekomstige man, Veron Page. Ze voltooide haar studie in de VS en bleef daar. Ze leidde 23 jaar lang een school voor kansarme kinderen in Chicago. Sinds 1995 woont Traute Lafrenz-Page in South Carolina.

​​Sophie Scholl​ 

Sophie Scholl speelde een actieve rol in de verzetsgroep De Witte Roos. Ze was zeer politiek betrokken en kritisch. Tijdens haarverhoor door de Gestapo keurde ze het naziregime resoluut af en legde ze haar verzetsstandpunt uit. Ze was de enige vrouw van de groep die werd geëxecuteerd.

Sophie Scholl werd in 1921 geboren in Forchtenberg, een klein stadje midden in Duitsland waar haar vader burgemeester was. In 1932 verhuisde het gezin naar Ulm. Toen Sophie twaalf jaar oud was, sloot ze zich aan bij de Bund Deutscher Mädel (Jongerenbond), een Hitlerjeugd-organisatie voor meisjes, en ze werd groepsleidster. Na de arrestaties van haar broers en zussen voor verboden activiteiten van de vrije jeugdbeweging in 1937, ging het nationaal-socialisme haar steeds meer tegenstaan. 

In de hoop de verplichte arbeidsdienst te ontlopen, begon Sophie een opleiding tot kleuterleidster. Toch werd ze in het voorjaar van 1941 opgeroepen voor de Arbeidsdienst. Het gedwongen werk en de plicht bevelen op te volgen  en haar belangstelling voor religie en literatuur, versterkten haar verzet tegen het naziregime. 

Sophie had een groot artistiek talent en wilde eigenlijk kunstenaar worden. In mei 1942 ging ze echter biologie en filosofie studeren in München en werd ze opgenomen in de vriendenkring van haar broer. Ze legde contacten met schrijvers, filosofen en kunstenaars. Hoe ze zich als christen moest gedragen in een dictatuur, was één van haar belangrijkste vragen. Omdat haar vriend Fritz Hartnagel militair was, discussieerden ze vaak over de vraag of oorlog rechtvaardig kon zijn.

In de zomer van 1942 moest Sophie verplicht werken in een klinknagelfabriek in Ulm. In die tijd zat haar vader drie maanden in de gevangenis, omdat hij een kritische opmerking over Hitler had gemaakt. In november, terug op de universiteit, ging Sophie in een flat wonen met haar broer Hans. Vanaf nu speelde ze een actieve rol in de verzetsgroep De Witte Roos. Ze kocht veel enveloppen en postzegels en maakte en verspreidde de laatste twee pamfletten van De Witte Roos, waarbij ze 3.000 exemplaren per trein naar Augsburg, Ulm en Stuttgart bracht.  Op 18 februari 1943, toen Sophie en Hans Scholl het zesde pamflet van De Witte Roos uitdeelden aan de Universiteit van München, werden ze gearresteerd. Vier dagen later veroordeelde het gerechtshof haar ter dood, samen met haar broer en hun vriend Christoph Probst. Diezelfde middag werden ze onthoofd in de gevangenis van München-Stadelheim.

Kurt Huber

Kurt Huber was een van de weinige Duitse hoogleraren die zich verzette tegen het naziregime. In december 1942 sloot Huber zich aan bij de verzetsgroep De Witte Roos. De Duitse nederlaag bij Stalingrad in Rusland begin februari 1943 inspireerde hem tot het opstellen van het zesde pamflet dat de groep verspreidde

Kurt Huber werd in 1893 geboren in Chur, Zwitserland. Drie jaar later verhuisde zijn familie naar Stuttgart. Na de middelbare school ging Kurt muziekwetenschappen, filosofie en psychologie studeren aan de Universiteit van München. Hij promoveerde in 1917 in de muziekwetenschappen en in 1923 in de psychologie.

Kurt doceerde vanaf 1926 aan de Universiteit van München. Hij hield zich bezig met muziektheorie en werd een vooraanstaand vertegenwoordiger van internationaal volksliedonderzoek. In 1937 werd Kurt benoemd tot vicepresident van de afdeling voor volksliedstudies aan het Staatsinstituut voor Duits Muziekonderzoek in Berlijn. Hij kreeg geen vaste aanstelling, omdat hij werd beschuldigd van “een uitgesproken anti-partij houding”. Kurt keerde terug naar de Universiteit van München. Ook daar werd hij volgens een universiteitsrapport beschouwd als “politiek tweeslachtig”. In 1940 sloot hij zich met tegenzin aan bij de NSDAP om een beter inkomen te krijgen om zijn gezin te onderhouden. Hij werd toen benoemd tot universitair hoofddocent.

Kurts colleges werden gekenmerkt door vrij denken. Daarom werden ze bijgewoond door studenten die kritisch waren over het naziregime. Dit waren onder anderen de broers en zussen Scholl en Willi Graf. In juni 1942 ontmoette Kurt Hans Scholl op een avond tijdens een college in privé-kring.. Scholl stuurde hem anoniem de eerste twee pamfletten van De Witte Roos. Om contact met Kurt te houden, schreef Scholl hem een brief vanaf het Oostfront waar Scholl als ziekenverpleger werkte . Ook zijn verzetsvrienden Graf en Schmorell ondertekenden de brief. 

Eind 1942 werd Kurt een actief lid van de verzetsgroep. In januari 1943 voegde hij een belangrijke boodschap over vrijheid toe aan het vijfde pamflet en begin februari schreef hij het zesde pamflet. Er werden ongeveer 3000 exemplaren gedrukt en verspreid door de groep in München.

Nadat broer en zus Scholl het zesde pamflet op de universiteit verspreidden, werden ze gearresteerd en ter dood veroordeeld. Een paar dagen later arresteerde de Gestapo Kurt op 27 februari 1943. De universiteit schorste hem en trok zijn academische titels in. Kurt zette zijn academische werk voort in de gevangenis, waar hij ook een verdedigingsrede opstelde.

Tijdens zijn proces op 19 april 1943 veroordeelde het gerechtshof Kurt ter dood, samen met Alexander Schmorell en Willi Graf. Op 13 juli 1943 werd Professor Kurt Huber onthoofd in de gevangenis van München-Stadelheim.

​​Hans Scholl​ 

Hans Scholl was de centrale figuur van De Witte Roos, een anti-nazistische verzetsgroep in München. Samen met vrienden schreef, drukte en verspreidde Scholl zes pamfletten met kritiek op  het naziregime. Hans Scholl werd gearresteerd en ter dood veroordeeld. Vlak voor zijn executie riep hij: “Leve de vrijheid!”.

Hans Scholl werd in 1918 geboren in Ingersheim, een klein stadje midden in Duitsland. Zijn vader was er burgemeester en later ook in Forchtenberg, waar de familie later ook woonde. In 1932 verhuisde zijn familie naar Ulm. Hans sloot zich in 1933 op veertienjarige leeftijd aan bij de Hitlerjugend, hoewel zijn vader tegen het naziregime was. 

In de Hitlerjugend was Hans verantwoordelijk voor een groep van 160 jongens. Na een tijdje vond hij de Hitlerjugend te star en ging hij de liberale idealen van de verboden Bündische Jugend (vrije jeugdbeweging) aanhangen. Hans werd opgepakt tijdens een golf van arrestaties gericht tegen deze groep en werd in april 1938 beschuldigd van homoseksualiteit. Zijn vrij korte gevangenisstraf hoefde hij niet uit te zitten door een algemene amnestie.

Voordat Hans in 1939 medicijnen mocht gaan studeren in München, moest hij de arbeidsdienst verrichten en twee jaar in dienst bij het leger: de Wehrmacht. 

Als student en soldaat werd hij ingedeeld bij de Tweede Studentencompanie waar hij in juni 1941 Alexander Schmorell ontmoette. Ze werden al snel goede vrienden. Ze deelden literaire en artistieke interesses en moedigden elkaar aan in hun kritische houding tegenover het nationaal-socialisme. In juni en juli 1942 maakten Hans en Alexander vier “Blaadjes van De Witte Roos”, verzetspamfletten elk met een oplage van ongeveer 100 exemplaren.

Van midden juli tot eind oktober 1942 dienden Hans, Alexander en andere vrienden als ziekenverplegers met hun studentencompagnie aan het front bij Moskou. De misdadige oorlogsvoering versterkte hun verzet tegen het naziregime. Bij hun terugkeer in München overtuigden ze meer vrienden om hun verzetsactiviteiten te steunen.

In januari en februari 1943 verspreidde de groep een vijfde en zesde pamflet, nu ondersteund door professor Kurt Huber en anderen. Er werden enkele duizenden exemplaren gemaakt en verspreid in de grote Duitse steden. Hans Scholl, Alexander Schmorell en hun vriend Willi Graf schreven ook duidelijk zichtbare leuzen op gevels in München en bij de hoofdingang van de universiteit: “Weg met Hitler”, “Hitler Massamoordenaar” en “Vrijheid”.

Toen Hans en zijn zus Sophie op 18 februari 1943 het zesde pamflet bij de Universiteit van München verspreidden, werden ze gearresteerd. Na slechts vier dagen veroordeelde het gerechtshof hen ter dood, samen met hun vriend Christoph Probst. Diezelfde middag werden ze onthoofd in de gevangenis van München-Stadelheim.

​​Hans Leipelt ​ 

Hans Leipelt was student aan de Universiteit van München. Hij ontving een kopie van het zesde pamflet van verzetsgroep De Witte Roos op de dag dat oprichter Hans Scholl en diens zus  Sophie werden gearresteerd. Hans Leipelt en zijn vriendin Marie-Luise Jahn kopieerden het pamflet en gaven het door met de toegevoegde titel “…en hun geest leeft nog voort”.

Hans Leipelt werd op 18 juli 1921 in Wenen geboren. Zijn moeder kwam uit een christelijke familie van Joodse afkomst. Hans en zijn zus Maria, die na hun verhuizing naar Hamburg in 1925 werd geboren, werden protestants opgevoed. In 1935 bepaalden de anti-Joodse Neurenberger rassenwetten dat de broers en zussen “eerstegraads Joodse halfbloeden” waren en de moeder een “bevoorrechte volle Jood”. Na de dood van de vader van Hans, het enige “Arische” familielid, in 1942, werden ze zonder enige bescherming achtergelaten. 

Na het vervullen van zijn arbeidsdienst nam Hans dienst bij de het leger, de Wehrmacht, en nam deel aan de invasie van Polen in 1939 en Frankrijk in 1940. In juni 1940  kreeg hij een onderscheiding, , maar twee maanden later werd hij oneervol ontslagen uit de Wehrmacht vanwege zijn Joodse afkomst. Deze uitsluiting raakte hem diep. 

In 1940 ging Hans scheikunde studeren aan de Universiteit van Hamburg. In 1941 verhuisde hij naar München, waar hij ondanks zijn Joodse afkomst kon studeren aan het Chemisch Instituut onder leiding van Nobelprijswinnaar Heinrich Wieland. Daar ontmoette hij een kring van gelijkgestemden. Ze discussieerden openlijk over literatuur en moderne kunst en luisterden naar verboden muziek en buitenlandse radioprogramma’s.

Op 18 februari 1943 ontving Leipelt een kopie van het zesde pamflet  van de verzetsgroep De Witte Roos en liet het aan zijn vriendin Marie-Luise Jahn zien. Tot dan toe wisten ze niets van het verzet van De Witte Roos. Ze besloten het pamflet te kopiëren en te verspreiden. Tijdens de paasvakantie brachten ze kopieën naar vrienden in Hamburg.

Op 8 oktober 1943 zamelde Hans geld in voor de verarmde familie van professor Kurt Huber, die ter dood was veroordeeld. Het inzamelen van geld werd gemeld aan de nazi’s en Hans  werd gearresteerd door de Gestapo. Andere arrestaties onder vrienden in München en Hamburg volgden. Leipelts zus Maria en moeder Katharina werden ook gearresteerd. Katharina pleegde zelfmoord in haar cel in de politiegevangenis van Fuhlsbüttel op 9 december 1943.

Na een jaar in voorarrest vond het proces tegen Hans en zes anderen plaats op 13 oktober 1944 in Donauwörth. Hans werd ter dood veroordeeld. Hij werd op 29 januari 1945 in de gevangenis van München-Stadelheim onthoofd.

​​Christoph Probst ​ 

Christoph Probst kwam uit een progressief gezin en was de enige student van verzetsgroep De Witte Roos die kinderen had. Hij werd ter dood veroordeeld voor het schrijven van een nooit verspreid pamflet waarin hij opriep tot verzet tegen het naziregime: “Beslis! (…) En als je besloten hebt, onderneem actie!”

Christoph Probst werd geboren in Murnau, Beieren, als tweede kind van de geleerde Hermann Probst en zijn vrouw Katharina, die lerares was. Zijn ouders scheidden in 1921. Omdat zijn vaders tweede vrouw Elise Rosenthal Joods was, ervoer Christoph het naziregime al snel als een bedreiging. Na de zelfmoord van zijn vader in 1936 bleef de nauwe band houden met zijn stiefmoeder.

Christoph sloot zich in 1934 op vijftienjarige leeftijd aan bij de Hitlerjugend. Zijn persoonlijke vrijheid betekende veel  voor hem en al snel vond hij de Hitlerjugend te beperkend. In 1935 ontmoette hij Alexander Schmorell en de twee raakten goed bevriend. Na de verplichte arbeidsdienst en twee jaar militaire dienst bij de luchtmacht, begon Christoph in de zomer van 1939 met een studie medicijnen in München. Op 21-jarige leeftijd trouwde hij met Herta Dohrn. Zij kwam uit een familie die kritisch tegenover het naziregime stond. Samen kregen ze drie kinderen. 

Als militair bij de luchtmacht werd Christoph overgeplaatst van München naar Straatsburg en vervolgens naar Innsbruck. Hij ontmoette Hans Scholl, oprichter van verzetsgroep De Witte Roos, in het voorjaar van 1941 via zijn vriend Alexander Schmorell. Probst ging naar de bijeenkomsten van De Witte Roos als hij in München was. Omdat hij al een gezin had, hield hij zich niet bezig met de gevaarlijkste verzetsactiviteiten. Eind januari 1943 schreef Christoph een tekst voor een pamflet,  geïnspireerd door de verwoestende Duitse nederlaag bij Stalingrad. Hij veroordeelde de moord op de Joodse bevolking en de wrede oorlog in Polen en de Sovjet-Unie. Hij stelde: “Hitler en zijn regime moeten vallen om Duitsland te laten overleven”. Toen Hans Scholl op 18 februari werd gearresteerd aan de Universiteit van München, zat het handgeschreven concept in zijn zak. Hij probeerde het tevergeefs te verscheuren en te verbergen. Twee dagen later werd Christoph in Innsbruck gearresteerd. Het gerechtshof veroordeelde hem samen met Hans en Sophie Scholl ter dood op 22 februari 1943. Hij werd beschuldigd van het opstellen van een ongepubliceerd pamflet en het luisteren naar Engelse radiozenders. Christoph Probst werd geëxecuteerd in de gevangenis van München-Stadelheim.

​​Alexander Schmorell ​ 

Alexander Schmorell werd geboren in Rusland maar groeide op in Duitsland. In de zomer van 1942 maakte en verspreidde hij samen met zijn studievriend Hans Scholl vier illegale pamfletten. Een tekst in het tweede pamflet, waarin de moord op Joden wordt veroordeeld als een misdaad tegen de menselijkheid, was geschreven door Alexander.

Alexander Schmorell werd geboren in Orenburg in Rusland. Zijn vader Hugo, een arts, kwam uit een Duitse familie die zich daar in de 19e eeuw had gevestigd. Zijn moeder Natalja was Russisch en stierf aan tyfus toen Alexander één jaar oud was. In 1920 hertrouwde zijn vader. 

Tijdens de Russische Burgeroorlog moest de familie het land verlaten en vestigde zich in 1921 in München. Alexander en zijn twee jongere broers en zussen groeiden tweetalig op en de Russische cultuur was een belangrijk onderdeel van hun opvoeding. 

Vanaf 1933 was Alexander lid van de nationaal-socialistische jeugdorganisaties. Na zijn schooltijd, in 1937, moest hij de arbeidsdienst vervullen en later moest hij bij de het leger: de Wehrmacht. Toen hij de verplichte eed van trouw aan Adolf Hitler moest afleggen, vroeg hij tevergeefs om ontslag uit de Wehrmacht. Zijn eenheid werd ingezet bij de invasie in Oostenrijk in 1938 en later tijdens de bezetting van Tsjecho-Slowakije. De discipline van het militaire leven stond haaks op zijn verlangen naar onafhankelijkheid en vrijheid.

In 1939 ging Alexander medicijnen studeren. Hij werd ingedeeld bij de Tweede Studentencompanie waar hij in juni 1941 Hans Scholl ontmoette en later ook Willi Graf. Ze raakten bevriend vanwege hun gedeelde interesse in kunst en literatuur en hun kritische houding tegenover het nationaal-socialisme. In juni en juli 1942 publiceerden Schmorell en Scholl vier verzetspamfletten “Blaadjes van De Witte Roos”.

Van eind juli tot oktober 1942 werden Schmorell en zijn vrienden van de Studentencompagnie gedwongen om als medische verplegers te dienen aan het Oostfront in de buurt van Moskou. Deze terugkeer naar het vaderland van zijn vroege jeugd, de ervaringen aan het front en het misdadige verloop van de oorlog, overtuigden hem om nog actiever te worden in het verzet tegen het naziregime.

Toen zijn verzetsvriend Hans Scholl en diens zus Sophie op 18 februari 1943 werden gearresteerd, besloot Alexander uit München te vluchten. Hij wilde zich te verstoppen in een kamp voor Sovjet krijgsgevangenen in de buurt van Innsbruck. Toen  mislukte, ging hij terug naar München waar hij op 24 februari in een schuilkelder werd verraden en overgedragen aan de Gestapo.

Het Volksgerechtshof veroordeelde Alexander Schmorell op 19 april 1943 ter dood, samen met Kurt Huber en Willi Graf. Het vonnis werd uitgevoerd op 13 juli toen Alexander werd onthoofd in de gevangenis van München-Stadelheim.

​​Zofia Haltof-Mikołajewska​ 

Zofia Haltof-Mikołajewska was verbindingsofficier en verpleegster bij de verzetsbeweging Armia Krajowa (het Binnenlandse Leger). Ze werd voor haar verzetsactiviteiten gearresteerd en naar concentratiekamp Auschwitz gestuurd.

Zofia Haltof-Mikołajewska werd geboren op 25 oktober 1921 in Krakau. Tijdens de bezetting was ze een actief  in het verzet. Sinds 1940 maakte ze deel uit van de Bond van de Gewapende Strijd van het Armia Krajowa.

Aanvankelijk was Zofia verbindingsofficier, maar na een geheime training van de Militaire Dienst voor Vrouwen, ging ze verpleegstersopleidingen organiseren. 

Op 20 oktober 1943 werd Zofia gearresteerd door de Duitsers op verdenking van verzetswerk. Ze werd enkele weken wreed gemarteld in het hoofdkwartier van de Gestapo in Krakau. Haar proces vond daar ook plaats en duurde weken. Daarna werd ze afgevoerd naar het concentratiekamp Auschwitz-Birkenau.

Ze kreeg de status van politiek gevangene (nummer 70452). In het kamp werd ze onderworpen aan pseudo-medische experimenten. De Duitsers injecteerden haar met tyfusbacteriën als onderdeel van een onderzoek naar de ziekte. Gelukkig wist ze te overleven. Toen de kampleiding in januari 1945 de gevangenen het bevel gaf om het kamp te verlaten (voor wat later de dodenmars werd genoemd), verborg Zofia zich samen met andere gevangenen in een pakhuis. Ze verzorgde de ernstig zieken tot het kamp door het Rode Leger van de Sovjets werd bevrijd. 

Dankzij Zofia begon de afdeling Krakau van het Poolse Rode Kruis al begin februari 1945 met het organiseren van medische hulp voor vrouwelijke gevangenen die in concentratiekamp Birkenau waren gebleven.

In de jaren 1976-1982 was Zofia actief in de Vereniging van Gehandicapte Oorlogsveteranen. Ze zette zich ook in voor de herdenking van de slachtoffers van de Duitse terreur. Zofia overleed op 27 juli 2010 en werd postuum bevorderd tot kapitein.