​​Zenon Malik​ 

Zenon Malik was een Poolse soldaat en officier. Tijdens de bezetting van Polen sloot hij zich aan bij de verzetsbeweging Armia Krajowa (het Binnenlandse Leger) in Krakau en verzamelde inlichtingen voor het verzet.

Zenon Malik werd geboren in Krakau op 18 augustus 1920. Hij vocht in 1939 tegen nazi-Duitsland. Hij was boodschapper in het 20e Infanterieregiment van het Poolse leger. 

Zenon sloot zich direct na de bezetting in 1939 aan bij het verzet en werd getraind als onderofficier. Hij was betrokken bij sabotage-acties en trainde andere verzetsleden in Krakau , tot hij ging werken als spion. 

Zenon werd in 1941 gedwongen om bij de Duitse Baudienst te werken. In 1943 werd hij overgeplaatst om te werken in een militair ziekenhuis en  het Bacteriologisch Instituut.Zenon zorgde er voor luizen die werden gebruikt voor onderzoek naar tyfusvaccins. Door het werk kon hij inlichtingen verzamelen.

Zenon sprak Duits en hij besprak de situatie aan het oostfront met Duitse Wehrmachtsoldaten . Hij wist hun vertrouwen te winnen en raakte met hen bevriend, waardoor hij veel waardevolle informatie kreeg over de situatie van het Duitse leger aan het front.

Toen Zenon hoorde dat de Duitse troepen hem op het spoor waren, moest hij in 1944 Krakau ontvluchten. De rest van de oorlog dook hij onder in Brzesko. 

Na de oorlog werd Zenon lastig gevallen door het communistische regime. Na de val van het communistische regime, was hij één van de oprichters van de

Wereldvereniging van soldaten van het Binnenlandse Leger (Armia Krajowa).Hij was mede-oprichter van het Museum van de Geschiedenis van het Armia Krajowa.

Zenon werd onderscheiden met het Bronzen Kruis van Verdienste met Zwaarden, het Armia Krajowa Kruis en de Legermedaille. Hij overleed op 3 april 2018.

​​Tadeusz Bieńkowicz​ 

Tadeusz Bieńkowicz was actief in het verzet en nam deel aan één van de grootste acties om gevangenen te bevrijden in bezet Polen. Tadeusz vocht tegen de Duitse bezetting, de Sovjets en later ook tegen het Poolse communistische regime.

Tadeusz Bieńkowicz werd geboren op 19 april 1923 in Lida. Toen de Tweede Wereldoorlog begon meldde hij zich vrijwillig aan als militair en kreeg een baan bij een luchtobservatiepost. Toen de Sovjetbezetting begon sloot hij zich aan bij de verzetsbeweging en werd hij in 1943 soldaat in het Armia Krajowa (het Binnenlandse Leger)

Hij werd soldaat bij een eenheid die de Duitse infrastructuur aanviel. Hij werd bevorderd tot pelotonscommandant… Tadeusz vocht in de oostelijke grensgebieden van Polen, waar de Poolse verzetsbeweging zowel tegen de Duitse strijdkrachten als tegen de communisten vocht.

In de herfst van 1943 hoorde de inlichtingendienst van het Armia Krajowa dat ongeveer 70 leden van het verzet werden vastgehouden in de gevangenis in Lida. De bevelhebbers besloten de gevangenen te bevrijden. In die tijd was Lida een belangrijk transportknooppunt voor de Duitse strijdkrachten. Er was een garnizoen van ongeveer 10.000 Duitse soldaten en politieagenten in de stad, waardoor dit een zeer riskante operatie werd.

De commandanten van het Armia Krajowa gaven de best getrainde soldaten, waaronder Tadeusz, opdracht zich te vermommen. Deze mannen slaagden erin de bewakers te misleiden en de gevangenis in te nemen. De actie vond plaats in de nacht van 18 op 19 januari 1944. Verzetsleden werden bevrijd;  criminele gevangenen bleven achter. 

Tijdens de actie ontdekten de soldaten van het Armia Krajowa dat er zich onder het gevangenispersoneel een Rus bevond die door de verzetsbeweging werd gezocht voor misdaden tegen de lokale burgerbevolking. Tadeusz doodde deze man. 

De bevrijdingsactie was succesvol,zonder een schot te lossen. Het Duitse stadsgarnizoen werd niet gewaarschuwd en reageerde niet. Tadeusz werd voor deze actie onderscheiden met de hoogste militaire onderscheiding van Polen. 

Tadeusz  besloot zich na de oorlog te verzetten tegen het communistische regime. In 1950 werd hij gearresteerd en na een paar jaar gevangenisstraf weer vrijgelaten.

In de jaren 1990 werd Tadeusz gerehabiliteerd door de Poolse regering en in 2018 bevorderd tot eregeneraal. Hij overleed op 13 december 2019.

​​Stanisław Kolasiński​ 

​​Stanisław Kolasiński was soldaat in het Poolse leger. Na de Poolse nederlaag in 1939 trok hij naar Frankrijk om zich bij de Poolse strijdkrachten daar aan te sluiten. Vanuit Frankrijk ging hij naar Engeland waar hij werd opgeleid tot parachutist. In 1943 werd hij in Polen gedopt. Hij werd er commandant van de verzetsbeweging Armia Krajowa (het Binnenlandse Leger)​ 

​​Stanisław werd geboren op 16 november 1916. Hij diende in het Poolse leger en raakte gewond tijdens de gevechten tegen nazi-Duitsland in september 1939. Stanisław ontsnapte uit het ziekenhuis en ging naar Frankrijk om zich bij de Poolse strijdkrachten daar aan te sluiten. Als officier van de 3e Infanteriedivisie nam hij deel aan de verdediging van Frankrijk.   

​Na de nederlaag van Frankrijk week Stanisław uit naar Groot-Brittannië, waar hij het bevel kreeg over een peloton van een legereenheid. In september 1942 meldde hij zich aan voor verzetswerk in bezet Polen en werd hij opgeleid tot parachutist voor speciale operaties. De groep heette “de stille ongezienen”. De training was zeer veeleisend. Van de meer dan 2.400 kandidaten lukte het een kwart de training af te maken.  

​Stanisław legde de eed van soldaat van het Armia Krajowa af en in de nacht van 13 op 14 maart 1943 landde hij als parachutist in Polen. Hij werd ingedeeld in het westen van Oekraïne en nam deel aan sabotageacties, liquidaties van verraders en militaire acties tegen het Oekraïense Opstandelingenleger. Dat was opgericht in 1942, en vocht tegen het Sovjetleger, nazi-Duitsland en het Poolse Armia Krajowa, voor een onafhankelijk en nationalistisch Oekraïne. Het Oekraïense Opstandelingenleger was betrokken bij massamoorden op Poolse burgers in Volhynia en Oost-Galicië in 1943-1944. 

​Tijdens Operatie “Tempest (Storm)” streed Stanisław als compagniescommandant bij het 19e Infanterieregiment van het Armia Krajowa tegen nazi-Duitsland. Hij kwam terecht in een razzia waarbij hij met alle mannen uit een dorp door de Duitsers werd gearresteerd. Ze moesten naar kampen in midden- van Duitsland. Stanisław moest in de buurt van Hamburg als dwangarbeider werken voor Organisation Todt. In april en mei 1945 ontsnapte hij uit het kamp en baande zich een weg door de frontlinie naar de Britse troepen.  

​Na de oorlog kon Stanislaw niet terugkeren naar Polen, vanwege het communistische regime. Hij werkte als stoffeerder en verhuisde in 1951 naar West-Duitsland. Hij was officieel winkelmanager, maar werkte als trainingsmanager in München en Haidelberg voor de Amerikaanse inlichtingendienst CIA. Daar werden parachutisten getraind die naar communistisch Polen gestuurd zouden worden, net zoals de ”stille ongezienen” tijdens de Tweede Wereldoorlog.  

​Na de dood van zijn vrouw keerde Stanislaw terug naar Polen. Hij stierf er op 19 november 1996, acht dagen na zijn terugkeer. 

​​Jadwiga Podrygałło​ 

Jadwiga Podrygałło nam in 1939 deel aan de verdediging van Warschau tegen nazi-Duitsland. Toen Polen door nazi-Duitsland werd bezet, sloot ze zich aan bij het verzet en hielp ze Poolse krijgsgevangenen ontsnappen. Tijdens de Opstand van Warschau in 1944 werkte ze als verpleegster en verbindingsofficier. 

​​Jadwiga Podrygałło werd geboren in Warschau in 1919. Voor de oorlog was ze padvinder en deed ze de ‘Vrouwelijke Militaire Opleiding’. Ze leerde schieten van haar vader.   

​Na de Duitse aanval op Polen in 1939, werd Jadwiga commandant van de luchtafweer. Tijdens het beleg van Warschau hielp ze in medische posten en opvangcentra voor baby’s en kleine kinderen.  

​Na de val van Warschau op 27 september 1939 sloot Jadwiga  zich aan bij de verzetsbeweging Armia Krajowa (het Binnenlandse Leger). Ze hielp Poolse soldaten uit het ziekenhuis ontsnappen, dat door de Duitsers als krijgsgevangenkamp werd gebruikt. Later organiseerde ze huisvesting voor het verzet. Daarna werd ze een soldaat van de “Dysk” – een vrouwelijke eenheid voor sabotage. “Dysk” hield zich bezig met het opblazen van spoorrails, bruggen, viaducten en andere, strategisch belangrijke objecten . Vrouwen van de eenheid executeerden ook verraders en Gestapo-agenten. 

​Toen Armia Krajowa in 1944 de Opstand van Warschau begon, kon Jadwiga haar eenheid niet bereiken. Niemand kende haar en geloofde dat ze gevechtstraining had gehad. Jadwiga was klein, zeer tenger gebouwd en kon doorgaan voor een kind. Daarom werd ze naar de achterhoede van de gevechten gestuurd. Uiteindelijk kwam ze terecht in een afdeling van de Armia Krajowa, “Kryska” (“opening”), onder de schuilnaam “Cub”.  

​Jadwiga vocht in het district “Czerniaków”, waar op dat moment ook een eenheid van enkele honderden Slowaken aan de kant van het Armia Krajowa vocht. Jadwiga werd verbindingsofficier voor de Slowaakse strijdkrachten. Ze werd vaak op pad gestuurd voor opdrachten, of om het gebied te verkennen. Ze moest onder vijandelijk vuur door de straten van het verwoeste Warschau rennen.    

​Nadat de Opstand van Warschau was mislukt, trok Jadwiga met andere inwoners weg uit de stad. Ze ontsnapte aan de Duitsers en kwam naar Kielce. Daar gaf ze les als lerares geschiedenis. Ze trouwde met Stanisław, een afgevaardigde van de Poolse regering in ballingschap. Zowel zij als haar man werden na de oorlog vervolgd door de communisten. Jadwiga overleed in 2015.​ 

​​Henryk Kosior​ 

​​Henryk Kosior vocht in september 1939 in het Poolse leger tegen de Sovjet-Unie. Tijdens de Sovjet-bezetting sloot hij zich aan bij het verzet. Hij werd gearresteerd en naar de Sovjet-Unie gedeporteerd. Henryk  sloot zich aan bij het Poolse leger dat in de Sovjet-Unie werd gevormd en nam onder andere deel aan de bevrijding van Italië. 

​​Henryk Kosior werd geboren op 11 mei 1920. Voor de oorlog werd hij naar een militaire school in Przemyśl gestuurd. Na de invasie van Polen in 1939 door nazi-Duitsland en de Sovjet-Unie, vocht hij tegen het Rode Leger. De Sovjet-Unie bezette een deel van Polen. Henryk werd gevangen genomen. In die tijd werden krijgsgevangen Poolse officieren vaak door de Sovjets vermoord. Dat gebeurde bijvoorbeeld tijdens het beruchte bloedbad van Katyn. Gelukkig werden onderofficieren zoals Henryk vrij snel vrijgelaten.   

​Henryk sloot zich aan bij het Poolse verzet toen hij 19 jaar oud was. Hij werkte undercover in een transportbedrijf in Lviv. Zijn taak was om wapens voor het verzet buit te maken. Henryks collega zag dat hij een pistool had en gaf hem aan bij de geheime dienst van de Sovjets. Henryk werd veroordeeld tot 5 jaar dwangarbeid in de buurt van Leningrad. Hij wist te ontsnappen, maar werd aan de grens met Finland opgepakt en naar Charkov gestuurd. Daar kreeg hij een extra straf van 10 jaar in het werkkamp in Vorkuta.  

​In 1941 werden de meeste Poolse gevangenen vrijgelaten, om een Pools leger in de Sovjet-Unie te vormen dat tegen nazi-Duitsland moest vechten. Zij konden zo de hel van de Sovjet werkkampen ontvluchtten. Henryk sloot zich aan bij het nieuw gevormde leger, maar zijn gezondheidstoestand was slecht en hij bracht bijna een jaar door in veldziekenhuizen.  

​Na enige tijd werden de Poolse strijdkrachten uit de Sovjet-Unie geëvacueerd. Henryk Kosior verliet de Sovjet-Unie als soldaat van de 23e Transportcompagnie. De Polen werden naar het front in Italië gestuurd. Henryk leverde als pelotonscommandant munitie aan de frontlinie. Hij nam deel aan de Slag om Monte Cassino en de bevrijding van Ancona (1944) en Bologna (1945).   

​Direct na de oorlog werd hij instructeur aan een transportschool in Italië en keerde daarna terug naar Polen. Hij werd vervolgd door de communisten en besloot naar Duitsland te emigreren. Henryk Kosior stierf op 7 maart 2020.

​​Danuta Siedzikówna​ 

​Danuta Siedzikówna ging op 15-jarige leeftijd bij de gewapende verzetsbeweging Armia Krajowa (het Binnenlandse Leger) werken als verpleegster. Na de oorlog, toen de communisten in Polen aan de macht kwamen, werd ze ten onrechte beschuldigd van samenzwering tegen de regering en ter dood veroordeeld. 

​​Danuta Siedzikówna werd in 1928 geboren in een klein dorpje in de buurt van het bos van Białowieża. Toen de Tweede Wereldoorlog uitbrak werd het gebied bezet door de Sovjets. Haar vader werd gearresteerd en naar ver in de Sovjet-Unie verbannen. Danuta’s moeder was soldaat in het Armia Krajowa. Nadat de nazi’s Oost-Polen hadden bezet, werd ze door de Gestapo gearresteerd en in 1943 geëxecuteerd in een bos bij Białystok. 

​In december 1943 zwoeren Danuta en haar zus Wiesława een eed aan het Armia Krajowa en sloten ze zich formeel aan bij het verzet. Ze deed een opleiding tot verpleegster en kreeg de schuilnaam ”Inka”. 

​De verzetsbeweging in het gebied waar Danuta werkte, had een groot aandeel in de operatie Tempest (Storm), die tot doel had om samen met het Rode Leger van de Sovjets te strijden tegen de nazi’s. Maar waar de nazi’s waren verslagen, namen de Sovjets de macht over. De communistische Sovjets keerden zich tegen het nationalistische Armia Krajowa. Sommige eenheden van het Armia Krajowa besloten om tegen de Sovjets te vechten. Eén daarvan was de 5e Vilnius Armia Krajowa Brigade onder bevel van majoor Zygmunt Szendzielarz. 

​In juni 1944 werd “Inka” gearresteerd door de geheime dienst van de Sovjet-Unie, de NKVD, voor haar samenwerking met de Poolse verzetsbeweging. Ze werd bevrijd uit de gevangenis, en waarschijnlijk gered van de dood, door de soldaten van de 5e Brigade. Vanaf dat moment moest ze zich verbergen voor de communisten. Ze veranderde haar naam, maar bleef bij de brigade werken als verpleegster en verbindingsofficier bij de. 

​Polen kreegeen communistische regering gesteund door de Sovjet-Unie. In juni 1946 ging Danuta naar Gdańsk om medicijnen te halen voor haareenheid. Op 20 juli werd ze gearresteerd en in de gevangenis gemarteld om informatie los te krijgen. Ze werd beschuldigd van deelname aan een complot om de regering omver te werpen. Hoewel ze verpleegster was, werd ze beschuldigd van het vermoorden van militieleden en soldaten van het regeringsleger. Communistische propaganda in de pers noemde haar “bloedige Inka”. 

​Nog geen twee weken later, op 3 augustus, veroordeelde een communistische rechtbank haar ter dood. Op 28 augustus stond ze voor een vuurpeloton, maar geen van de soldaten wilde haar doden. Hoewel ze maar een paar stappen van haar vandaan stonden, raakte Inka alleen gewond. De pelotonscommandant doodde haar toen met een schot door het hoofd.   

​Ze werd op een onbekende plek begraven. Pas in 2015 werd haar lichaam gevonden. 

Aleksandra Mianowska

Aleksandra Mianowska was een gevierde  Poolse toneelspeelster.. Tijdens de nazi-bezetting zat ze in het verzet. Ze hielp Poolse soldaten naar het uitgeweken Poolse leger in het westen te komen, dat vocht voor de geallieerden. Ook hielp ze Joden, waarvoor ze werd geëerd met de titel ‘Rechtvaardige onder de Volkeren’.

Aleksandra Mianowska (meisjesnaam Siwadłowska) werd geboren op 16 juli 1912. Na het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog raakte ze betrokken bij liefdadigheidswerk en verzetsactiviteiten. 

Toen nazi-Duitsland in 1939 Polen binnenviel, sloot Aleksandra zich aan bij het Poolse Rode Kruis in Krakau. Daarna werd ze overgeplaatst naar een ziekenhuis in de regio Lublin om te helpen met de registratie van gewonden en doden van de gevechten. Ze hoopte waarschijnlijk informatie te vinden over haar man, die gewond was geraakt toen hij tijdens de Duitse invasie in het Poolse leger diende. Tevergeefs.

Na haar terugkeer in Krakau deed Aleksandra vrijwilligerswerk. Ze werkte als verpleegster in een ziekenhuis voor Poolse gevangenen. Officieel was ze daar als afgevaardigde van het Poolse Rode Kruis, maar onder de schuilnaam “Kama” hielp ze voor het verzet allerlei zieken en gewonden. Andere schuilnamen die ze gebruikte waren Alina Sieprawska en Alina Saciłowska. Aleksandra werd in december 1940 gearresteerd door de Gestapo en bracht zes weken door in de gevangenis van Montelupich, waar ze een later beroemd geworden lied schreef:

Montelupich is zo leuk,

is zo leuk,

Hier zijn is gewoon geweldig,

gewoon geweldig,

In de ochtend, in de avond,

Heizel *), geef ons eten in overvloed

Wie nog nooit in Montelupich is geweest

Zou spijt moeten hebben […]

*) Heizel was de persoon die maaltijden naar de cellen bracht.

Aleksandra werd vrijgelaten uit de gevangenis door tussenkomst van haar vrienden en zette haar liefdadigheidswerk voort in de Centrale Welzijnsraad, éen van de weinige, Poolse, sociale organisaties die door de bezetter werd toegestaan.  Ze ging ook verder met haar verzetsactiviteiten. Aleksandra hielp soldaten van de verzetsbeweging Armia Krajowa (het Binnenlandse Leger) en werkte samen met de Raad voor Hulp aan Joden.

Na de oorlog werkte Aleksandra in Krakau in het  beroemde antiquariaat van Stefan Kamiński. Ze doceerde ook aan de Jagiellonian Universiteit. Ze kwam pas in 1946 achter de dood van haar man – hij was al in 1939 gestorven. Ze is nooit hertrouwd. Nadat ze in 1960 afstudeerde aan de Ludwik Solski Staats Toneelschool in Krakau werd ze theaterregisseur. Aleksandra Mianowska overleed op 9 november 2000.

Giuseppina Sacerdote

Giuseppina Sacerdote was een Joodse verzetsvrouw, actief in communistische gewapende verzetsgroepen in Milaan, de Garibaldi Brigades.

Giuseppina Sacerdote werd geboren in Milaan op 31 augustus 1909. Giuseppina was Joods en werd lid van een Italiaanse verzetsbeweging. Haar schuilaam was Pina. 

Vanaf 1944 had Giuseppina de leiding over verschillende delen van de Garibaldi Brigades in de regio Lombardije. Ze behandelde alle rapporten van het provinciale commando, verzamelde en sorteerde berichten en bracht de informatie in één enkel rapport samen dat ze meerdere keren kopieerde en naar andere eenheden stuurde. Ze onderhield ook het dagelijkse contact met het regionale commando, waarvan haar echtgenoot Italo Busetto het hoofd was. 

Giuseppina was moeder van twee kleine kinderen. Ze nam een enorm risico met haar verzetswerk. Ze droeg vaak een tas met een dubbele bodem waarin ze informatie en materiaal verstopte. Als dit zou worden ontdekt, zou heternstige gevolgen hebben.  

Na de bevrijding op 25 april 1945 diende Giuseppina als verbindingsofficier voor het Nationaal Bevrijdingscomité van Noord-Italië.   Het verhaal van Giuseppina Sacerdote is een belangrijk voorbeeld van Joods verzet. In Italië namen Joden individueel deel aan de verschillende verzetsgroepen. Er waren ongeveer duizend actieve Joodse verzetsmensen, de meesten van hen waren partizanenstrijders, maar ze hielden zich ook bezig met illegale pers, of waren actief als arts van het verzet.

Sergio Kasman

Sergio Kasman speelde een cruciale rol in het verzet in Italië en droeg bij aan de bevrijding van politieke gevangenen. Hij werkte samen met Giuseppe Bacciagaluppi. Toen Giuseppe werd gearresteerd, hielp Sergio hem. Een daad waaruit hun hechte vriendschap binnen de verzetsgroep bleek. 

Giuseppe (Nino) Bacciagaluppi, werd geboren in 1905 in Milaan. Hij studeerde techniek aan de Polytechnische School van Milaan en vond een baan als ingenieur in een fabriek voor telefoonapparatuur in Milaan.   

Nino kwam uit een antifascistische familie en sloot zich aan bij het verzet nadat de nazi’s Noord-Italië bezetten op 8 september 1943. Dezelfde keuze maakte Sergio, zoon van een Russische muzikant en een Italiaanse moeder. Sergio vluchtte naar de Ligurische Alpen toen Noord-Italië werd bezet. Hier werd actief in het verzet en ontmoette hij Nino.  

Nino werd het hoofd van de inlichtingendienst van de verzetsbeweging en hielp ontsnapte geallieerde soldaten in Milaan. Sergio werkte nauw met hem samen onder de strijdnaam Marco. Ze organiseerden ontsnappingen de grens over en hielden contact met het Italiaanse verzet en de geallieerde commandanten. Ze organiseerden ook doortochten vanuit Milaan en zorgden voor het verzamelen van fondsen, kleding, medicijnen, wapens, voedsel en valse documenten. 

Na een paar maanden werd Nino verraden en op 4 april 1944 werd hij gearresteerd en naar de San Vittore gevangenis gestuurd, waar hij door de nazi’s werd ondervraagd. Sergio volgde hem op als hoofd van de dienst. Nino wist dat een van zijn verzetsgenoten al naar Zwitserland was gevlucht, dus gaf hij zijn naam aan de nazi’s om hen te laten geloven dat hij bereid was om mee te werken. Zo won hij wat tijd en konden andere verzetsleden – waaronder Sergio – hem en een aantal andere gevangenen uiteindelijk bevrijden uit de San Vittore gevangenis. Nino slaagde erin naar Zwitserland te vluchten waar zijn vrouw en zoon al waren en hier legde hij nauwe contacten met de geallieerde commando’s.

Sergio werd door Ferruccio Parri aangesteld als stafchef van het Milanese pleincommando. Hij organisatie de inlichtingen- en operationele dienst van de verzetsbeweging. Ook maakte hij plannen voor een opstand in Milaan. Parri schreef: “Marco’s baan was verschrikkelijk moeilijk en riskant”. Sergio werd twee keer gearresteerd en later gedood in een hinderlaag van de fascisten in december 1944. Hij kreeg de gouden herinneringsmedaille.

Nino was ondertussen in Zwitserland gearresteerd voor politieke activiteiten die verboden waren voor vluchtelingen. Hij wist weer te ontsnappen en via Frankrijk en Rome bereikte hij in 1945 de bevrijde stad Milaan.